Er bestaan winkels en winkels. Zo heb je van die minutieuze winkeltjes met de mooiste meubelen, de leukste prijzen en daar stap ik nooit naar binnen. Waarom? Geen idee. De naam vind ik niets, de plaats is niet handig, de prijzen zijn soms ‘te leuk’ of de mensen vind ik niet aardig. Noem maar op, ik heb geen idee…Maar als ik langs een Ikea kom, gaat het mis. Dan moet en zal ik daar naar binnen gaan. Lukt het de ene dag niet, dan de volgende wel. Het moet. In feite krijg ik dan de Ikea-manie. Ik kan daar ook niet weg zonder iets te kopen.
Echter, het blijft wel een bepaalde vestiging: het is de sfeer daar, klein en overzichtelijk. Ik ben ook weleens in een andere vestiging geweest, maar daar sloeg de manie om in hysterische wanhoop. Het leek daar wel een enorme open doos, volgestort met meubelen, zonder scheidingswandje: je kon zo doorkijken van de woonkamers tot aan keukens. En het winkelende publiek maakte het niet veel beter.
Nee, mijn ikea-manie houdt zich beperkt tot één filiaal. Het ontstaan van de manie ligt in het woord Ikea en de uitbeelding ervan: die elementen wakkeren mijn manie aan. Het gevolg is dat mijn huis een grote showroom is geworden, waar Ikea zelf jaloers op mag zijn. Van de lampen tot aan de onderzetters en de magneten. Het schreeuwt IKEA.