Er moet me nu toch echt iets van het hart. Eigenlijk zou ik me er niet druk om moeten maken, maar het is de aard van het beestje. Wees gewaarschuwd, er is dus een kans op muggenzifterij.
Eerst een kleine test. Waar loop jij als voetganger wanneer er géén stoep te bekennen is? Lekker met het verkeer mee? Of loop je het verkeer tegemoet? Of maakt het jou niet uit en ben je van de categorie die geen keuze kan maken?
Ik ben van de categorie ‘het-verkeer-tegemoet’. Dat heb ik nu eenmaal geleerd. Op de basisschool welteverstaan. Dat betekent dat als er geen stoep is, maar alleen een fietspad of een weg met allerlei soorten verkeer, ik aan de linkerkant loop. Ik wil namelijk graag zien of mijn medeweggebruiker op de weg let of dat hij al al append, film kijkend, muziek luisterend, kwetterend met medepassagier/fietser, sigaret aanstekend, boterham etend, scherend, make-up plamurend – dit was het wel zo’n beetje, toch? – mij van mijn sokken gaat rijden. Dan heb ik misschien nog tijd om opzij te stappen.
Eigenlijk hoort het ook zo. Geen stoep, dan het verkeer tegemoet. Een van dé basisregels in het verkeer die je leert in groep 7 en 8 van de basisschool. En één die menigeen inmiddels aan zijn laars lapt.
Waarom ik me hier zo druk om maak, vraag je je wellicht af? Sinds Meneertje mijn leven heeft verrijkt, wandel ik me suf. Gewoon wandelen, in slaap wandelen, wandelen omdat het moet (boodschappen, stramme ledematen): Meneertje gaat in de wandelwagen en daar gaan we.
Je kunt hier in de omgeving goed wandelen, maar je moet de weg vaak delen met fietsers, scooters en in sommige gevallen ook auto’s. Nu vormen die nog niet het grootste probleem. Het zijn de medewandelaars, die ineens niet meer lijken te weten aan welke kant ze moeten lopen. En dat leidt tot frustratie, vooral aan mijn kant.
Kleine situatieschets: ik loop met Meneertje in de wandelwagen op het fietspad het verkeer tegemoet. In de verte zie ik een mevrouw met boodschappentasje mijn kant opkomen. Ze zwabbert wat in het midden, ze is van de categorie ‘geen-keuze’. Ze ziet me en het lijkt alsof ze om me heen zal gaan. Maar dan, ineens besluit ze recht op me af te lopen en moet ik halsbrekende toeren uithalen om een botsing te voorkomen. En dan krijg ik nog een verwensing naar mijn hoofd.
Ik ben de beroerdste niet om opzij te gaan. Het is zelfs zo dat ik inmiddels – ongewild weliswaar – tot de categorie ‘geen-keuze’ behoor. Ik moet steeds maar weer uitwijken voor andere voetgangers die stug blijven lopen. Maar uitwijken met een wandelwagen is niet altijd zo makkelijk met als gevolg dat ik regelmatig recht tegenover een andere voetganger sta. En die ander, die doet zelden een stap opzij.
Ook is het niet ongevaarlijk. Als ik ineens moet uitwijken, moet ik altijd rekening houden met het verkeer dat mij op de andere weghelft van achteren nadert. Of met het verkeer dat mij tegemoet komt, verkeer waar die andere voetganger zich helemaal niet bewust van is. Die ziet het niet.
En als fietser is het ook een drama, weet ik overigens ook uit ervaring, om al slalommend al die voetgangers links en rechts voorbij te gaan. En als alle voetgangers nu gewoon het verkeer tegemoet wandelen, kunnen we met z’n allen blijven wandelen en de fietsers hoeven niet meer te slalommen.
Dus zie deze muggenzifterij als een klein pleidooi voor eerherstel van een oude verkeersregel: Geen stoep, dan het verkeer tegemoet.
Je hebt helemaal gelijk en wat ook irritant is, als je belt om te waarschuwen kijken de meesten eerst achterom of het wel nodig is dat ze opzij gaan.
LikeGeliked door 1 persoon
Inderdaad! Ook daarom zou het handig zijn om het verkeer tegemoet te lopen als er geen stoep is. Je ziet elkaar veel sneller en kunt beter op elkaar reageren. Scheelt minder irritatie onderling, lijkt me.
LikeLike