Soms zijn er van die dagen dat je versteld staat van de wereld om je heen. Van mensen, van gebeurtenissen, van zaken in het algemeen. Van die ‘aso’ die jouw kleine hummel bijna omverloopt. Van die vrouw die verbaasd is dat je haar voor laat gaan in de rij. Dat jij nog helemaal niet in die rij stond, doet er niet toe. Zij zag het niet.
Soms zien mensen de echte wereld niet meer. De dagelijkse dingen zijn routine. Net zoals de man die achteruit rijdt zonder in zijn binnenspiegel te kijken en op een haar na je wandelende ouders mist. Hij kijkt nooit in zijn binnenspiegel als hij achteruit rijdt, zegt hij. Geruststellende gedachte.
Soms vraag je je af of het nog goedkomt. Je slalomt langs mensen die in het wilde weg zomaar stilstaan. Geen idee waar ze heen willen. Of die aangeven naar links te gaan, maar toch besluiten dat het rechts wordt. De kluizenaar naast je heeft geen idee van de herrie die hij produceert. De yup is zo vol van het yup-zijn dat echt leven er niet meer inzit.
Soms denk je dat het beter is om de echte wereld te zien: een kat die zich uitrekt, een kind dat leert lopen, vogels die fluiten. Regen en zonneschijn, dat soort werk. Het is in ieder geval beter dan de gemaakte vriendelijkheid die negen van de tien keer je pad kruist. En waar jij je niet beter door voelt, maar die ander des te meer.
Soms is het juist fijn om die echte wereld niet te zien. Want waar rechts en links met elkaar in botsing komen, is de wereld niet fijn. Daar verandert vriendelijkheid, ook al is die gemaakt, in boosaardigheid. Ongebreideld en rauw. En vooral kortzichtig.